Twachtmerrie

Ik ben een Twitteraar. Leuk, onderhoudend en soms ook interessant is dat. Maar blijkbaar zijn de Twitterincidenten van @cornaldm en @pauldeleeuw, en de bijbehorende horrornieuwsberichten mij niet in de koude kleren gaan zitten. Twitter achtervolgt mij in mijn dromen. Het ging als volgt:

Ik woonde in Utrecht, gewoon, zoals ik dat nu ook doe. Alleen had ik ook een huis in Groningen. Daar heb ik vijf jaar geleden immers een jaar gewoond, maar in mijn droom had ik dat huis nooit opgegeven en onderverhuurd. De vraag was echter aan wie. Dat was ik na vijf jaar vergeten.

In plaats van het leuke kamertje midden in het centrum dat ik daadwerkelijk bezat, toen, was het huis aan de achterkant van mijn ogen een prachtige reuzenvilla geworden, waar ik besloot een feestje te geven. Dat had ik op Twitter gezet en het was een dolle boel, maar ook een beetje raar, want na vijf jaar is zo’n huis toch een beetje vies en bovendien kende ik mijn huisgenoten allemaal niet meer.

De volgende ochtend ging de bel in mijn Groningse villa. Iemand van de woningbouw. Of het klopte dat ik zowel een huis in Utrecht als in Groningen huurde. Dat hadden ze op Twitter gelezen. Of ik wist dat dat niet mocht. Mijn hart bonkte in mijn keel. Daar had ik even niet aan gedacht. Maar dapper zei ik dat het huis niet van mij was, maar van iemand anders. Daar had ik ook al iemand voor in gedachten, namelijk de onderhuurster, maar ik kon me nog steeds niet herinneren wie dat nou ook alweer was. Dat geloofde de meneer niet en hij wenkte een cordon mannen en vrouwen met schoonmaakhandschoenen en vuilniszakken. ‘Wij gaan ontruimen, mevrouw.’

En daar gingen ze. Alle spullen in huis, die dus grotendeels niet meer van mij waren, maar van mijn onderhuurster, gingen de prullenbak in. De bank verdween in een vrachtwagentje, net als de tafel en het bed. En ik hielp dapper mee: ‘Ja, dit kan wel weg. Nee, dat moeten we nog even bewaren, hoho, voorzichtig met die tafel!’ Ondertussen probeerde ik naarstig te bedenken wiens spullen het nou toch waren en hoe ik mezelf uit deze situatie kon werken. Bij elke persoon die binnenkwam keek ik verheugd op: zou hij of zij het zijn, maar ik ving steeds bot.

Tot J. binnenkwam, de leuke plaatjesverkoopster uit Utrecht, die ik redelijk pleeg te kennen, al was het maar omdat haar zus achter mij woont. Ik denk dus onwillekeurig nogal eens aan J, zeker ook omdat ze me via Facebook op de hoogte hield van haar afstudeerperikelen, die vorige week explodeerden in een reuzegoed eindcijfer. En daarna ging ze op vakantie en postte ze foto’s van zichzelf met dezelfde zonnebril als ik heb. Ze zat vooraan in mijn bewustzijn, denk ik en daarom kwam ze mijn droom binnen.

Nietsvermoedend kwam ze door de achterdeur van onze Groningse villa en keek eens verbaasd rond. De boze man van de woningbouw keek gelukkig even de andere kant op en dus kreeg ik de kans de vraag ‘heb ik het huis aan jou onderverhuurd?’ naar J. te mimen. ‘Eh ja…’ mimede ze terug en terwijl ik opgelucht de meneer van de woningbouw wilde roepen om hem te laten zien dat het huis écht écht écht niet van mij was, werd J. een beetje boos, omdat ik A. na vijf jaar ineens kwam opdraven en B. al haar spullen op de stoep stonden.

En van die boosheid werd ik wakker. Badend in het zweet. En dat kwam niet van de warmte. En nu ik dit stukje zo eens teruglees, is een droom alleen maar eng, danwel leuk, op het moment zelf. Als je ‘m beschrijft, gaat alle magie eraf. Nou ja. Dan maar voor J. Ik droomde over je, wijffie!

Dit is trouwens nog wel een geinig artikeltje over twitter, journalisten en hun werkgevers.