The Kaiser Chiefs: een pit van formaat

Eigenlijk ga ik zelden naar concerten waar mensen keihard staan mee te zingen, of heel hoog springen, of ontzettend op de maat van de muziek wijsbewegingen staan te maken naar de zanger. En ik ga al helemaal nooit naar concerten met een pit. Je weet wel, de plek voor het podium waar fanatiekelingen tegen elkaar aan staan te springen en te beuken. Bij het concert van de Kaiser Chiefs, afgelopen donderdag in Tivoli stond de zaal echter uitzinnig mee te brullen en was er een enorme pit. En een paar minuten lang stond ik daar midden in. Vrijwillig.

Mijn eerste kennismaking met het begrip ‘pit’ was in de vijfde klas van de middelbare school, toen ik probeerde bij een groepje alto’s te horen. Een aantal van hen speelde in een metalbandje, dat natuurlijk ook weleens optrad. Ik griezelde van metal (mijn cd-collectie bestond uit de complete verzameling van Céline Dion), maar je bent zestien en je wilt vrienden, dus ik deed net of ik het allemaal fantastisch vond. Eenmaal voor het podium in het zwartgeverfde jeugdhonk, wou ik dat ik naar huis mocht. Want ik wilde niet vrijwillig een elleboog in mijn oog en zware kisten op mijn tenen en ik wilde al helemaal niet met mijn neus in een batik oksel. Dus ik stond als een bang vogeltje, met een gefakete stoere blik in mijn ogen, in een hoekje de hotsende en botsende massa van me af te houden, ondertussen zwerend nooit, maar dan ook nooit meer naar concerten te gaan waar gepogood werd. Bij Céline Dion bleef toch ook iedereen keurig op zijn plaats staan?

Maar toen stond ik ineens bij de Kaiser Chiefs in Tivoli. Zij maken lekkere Britpop, stevig, maar beschaafd. Misschien net iets te pittig voor in de auto, maar je kan er lekker op stofzuigen of de krant lezen en als opwarmertje voor het uitgaan doet hun laatste album Employment (2005) het ook meer dan goed. Tivoli was warm en vol, want binnen tien minuten uitverkocht en al ’s middags stonden de eerste diehard fans voor de deur. Die zagen er een beetje uit als mijn toenmalige alto-vrienden en inderdaad, ik vond ze midden voor het podium terug. Ikzelf stond halverwege de zaal. Niet helemaal achterin, in verband met lange mannen, maar toch zeker niet vooraan, want er kon gesprongen worden. En in mijn buurt wordt niet gebeukt.

Van het stomende voorprogramma kreeg ik echter al een lichte neiging tot het tikken van het ritme op mijn bovenbeen. De bekrulde zanger van de heerlijke Britse Pigeon Detectives, die mij ernstig aan de frontman van The Killers deed denken, liet me meeklappen op de maat en zelfs een beetje meedeinen met zijn niet heel spannende, maar goed in het oor liggende nummers. Maar toen kwamen de Kaiser Chiefs. En die speelden al hun bekende, heel erg geweldige nummers. Modern Way, Everyday I love you less and less, Caroline yes… En het publiek ging uit zijn dak. Niet alleen de alto’s voor het podium stonden te zingen, te klappen, te springen en op een nogal dwingende wijze naar de zanger te wijzen, ook mijn keurige buurman in ruitjesbloes en gaatjesschoenen gedroeg zich als was hij bezeten door de duivel. De pit was een hele Tivolizaal groot!

Ik probeerde het nog tegen te houden, door de golvende menigte hoofdschuddend en streng te bekijken. Maar op Born to be a dancer begon ik ineens heel hard mee te zingen en bij Oh my God stond ik, zonder dat ik er iets aan kon doen, recht voor het podium, in het centrum van de pit, en beukte mijn buurvrouw zowat een hersenschudding. Dit was geen muziek om bij te stil te staan, hier moest gepogood worden! Vol overgave stortte ik mij in de mensenmassa, maar toen ik op mijn tong beet en daarna negentig kilo aan zweterige man op mijn teen kreeg, realiseerde ik me echter wat ik in aan het doen was. Ik besloot de ergste pit te laten voor wat ‘ie was en ging in de luwte zo hard ik kon toegift I predict a riot mee staan brullen, terwijl ik meehopste op de maat en keihard in mijn handen klapte. Om vervolgens de jongen voor mij een gehoorapparaat toe te gillen. Misschien moest ik ook nog leren headbangen, want oh wat was dit lekker!

Later buiten schaamde ik me een beetje. Want ik geloof dat ik echt belachelijk uit mijn dak ben gegaan en dat zag er vast heel stom uit. Ongeveer net zo stom als ik mijn pogoënde altovrienden in de pit in het jeugdhonk vond. Maar eigenlijk kon het me niks schelen. Want ik had in de pit gestaan… in de pit van de Kaiser Chiefs!