Oma (1). Logeren

Ik lig bij oma op zolder in mama’s oude bed. Strak ingestopt, op mijn rug. Ik beweeg niet, want anders gaan de lakens los. En dat mag niet, want ingestopte lakens slapen het allerlekkerst. Oma heeft nog lakens en dekens en een sprei. Thuis heb ik een dekbed. Met Goofy erop.

In het logeerkamertje ruikt het naar het sisal op de vloer. Het ruikt ook een beetje naar stof en naar hout. Op de grote zolder staan de oude spullen van opa en oma. Kasten, stoelen, dozen met papier, oude kleren, en de beugel van oom Thom. Vroeger bestonden er al nekbeugels. Met een rood en geel gestreept bandje. Op de zolder is de lamp aan. Gelukkig.

Ik lig op mijn rug en denk aan mama. Het is fijn bij oma, maar ik wil naar huis. Ik moet huilen en wil naar beneden, naar het grote bed van opa en oma. Maar dan moeten de lakens los. En dat mag niet, want ingestopte lakens slapen het allerlekkerst. Ik hijs mezelf voorzichtig omhoog en kruip uit bed, zonder een kreukje te maken. De koude zoldertrap af, naar beneden. Tussen de deur staat een oude schoen. Zo kan ik altijd opa en oma horen en zij mij. Ik kruip bij oma in bed, in het warme holletje van haar zachte buik en kijk naar de enge beesten en monsters in de gordijnen. Maar ik ben niet bang. Ik voel oma’s zachte vel en hoor het gesnurk van opa en het tikken van de wekker. Daar slaat de kerktoren drie keer. Ik ruik scheerzeep en tandpasta en oma zingt zacht een liedje. Ik hoef niet meer te huilen.

’s Ochtends is er thee met melk en een beschuit met suiker. Ik krijg nooit beschuit met suiker! Opa eet lammetjespap en luistert naar de radio. In de tuin zingen vogeltjes en ruisen de bomen. In de boom hangt een ballon. Die is van mij. Hij is helemaal naar oma gevlogen en nu heb ik een prijs gewonnen. Oma en ik gaan met het autootje naar de stad, naar het zwembad of de bibliotheek. Er ligt een Maria vol water in de auto en op het dashboard hangt een foto van opa. Denk aan mij.

Als we boodschappen doen bij Ebbers mag ik zeggen wat we eten en ik wil tomatensoep. Met ballen. Oma’s tomatensoep. Achterop de fiets zit ik, met mijn benen in de tassen. Ik houd oma stevig vast. Haar rug is zacht en ruikt naar lief. Ik wil nog steeds een beetje naar huis, maar bij oma is het fijn. Ze duwt me altijd van de stoep en drukt me plat als ze me knuffelt, maar dat is oma.

En toen ging oma zomaar dood. Haar bril op de grond, haar lichaam koud en stijf. Oma was weg en liet mij achter. Met niets dan herinneringen en drie kleine nichtjes om aan te vertellen wie hun oma was. Een lieve, zachte, ronde, zoete oma, met een autootje en pap, met krullen en Pietje Prik, met likkoekjes in de groene trommel, de trolleybus, de grote handdoek met de boot erop en dekens op het bed. En ingestopte lakens. Die niet los mogen, want ingestopte lakens slapen het allerlekkerst.

Een stukje uit de oude doos. Meer oude stukjes te vinden op www.zompmagazine.nl, zoek naar Neeltje