Ik zat even voor het raam. Naar de achterburen te gluren. De achterburen zijn namelijk de zus van de ex van vriend H. en haar vriend en dat levert soms hilarische taferelen op als vriend H. in zijn onderbroek door mijn kamer banjert. Zeker als de ex van vriend H. bij haar zus op bezoek is. Laatst was ook de moeder van de zus van de ex van vriend H. aanwezig. Zij presteerde het om het raam open te doen en naar de overkant, waar ik dus woon, gillend te vragen hoe het nu toch met vriend H. was. En dat ze hem zo lang niet gezien had. EN dat ze zo benieuwd was hoe…
Enfin. Ik zat dus voor het raam en inspecteerde de achterburen. Zij was niet thuis en hij liep in een blauw overhemd en een beige broek mobiel te telefoneren en daarbij te ijsberen. En ineens zag ik in mijn ooghoek een beweging. Het was een ballon. Zo’n mooie, dure ballon die je alleen op de kermis of in het ziekenhuis kunt kopen. Zo’n 3d-ballon in een vormpje, die je als kind altijd zo graag wilde hebben maar die je nooit kreeg omdat ‘ie 6 gulden kostte. Met een rotvaart spoot het ding omhoog, de grijze wolken tegemoet. Het was een pandabeer.
En toen moest ik ineens heel erg aan het kleine kindje denken dat nu op straat hartverscheurend stond te huilen. Want wie ooit weleens een heliumballon aan een touwtje om zijn pols heeft gehad, weet hoe groot de verleiding was om hem stiekem los te laten en op tijd weer vast te pakken, maar ook hoe groot het verdriet was als de ballon je te slim af was en er pardoes vandoor ging… Arm kind.