In de container

PlacentaSlice-300x223‘En, wat willen jullie met de placenta?’, vroeg de verloskundige vlak na de geboorte van onze dochter. Ik lag nog gelukzalig naar haar te kijken, maar werd door deze vraag onmiddellijk terug op aarde geworpen. Mijn geliefde en ik keken elkaar aan. Wat we met de placenta wilden? Eh…?

Toen ik ruim tweeënhalf jaar geleden beviel van onze zoon, in het ziekenhuis, hoefde ik daar helemaal niet over na te denken. Mijn moederkoek ging ‘gewoon’ mee met het medisch afval. Prima. Dat hele ding kon me ook niet zoveel schelen, al was ik blij dat ik ‘m even had kunnen bestuderen en kon zien hoe vernuftig de natuur deze energieleverancier gemaakt had.

Maar deze keer beviel ik thuis, in mijn eigen bed, en ‘moesten’ we dus iets met de placenta. ‘Je zou ‘m kunnen begraven’, opperde de verloskundige. ‘Of opeten!’, geinde de kraamhulp. ‘Zijn er echt mensen die dat doen?’, vroeg ik ongelovig. Zowel kraamhulp als verloskundige waren nog nooit placentaeters tegengekomen, maar ze ontmoetten wel regelmatig mensen die de moederkoek in de tuin begroeven, en er een geboorteboom bovenop zetten.

Ik vond het wel een mooi idee. Maar onze nieuwbouwtuin was nog één grote bonk klei met onkruid; graven was überhaupt niet aan de orde, zelfs niet voor de placenta die onze dochter in leven had gehouden. En eigenlijk vond ik het ook een beetje zweverig. Net als de optie om de placenta gewoon met navelstreng en al aan onze dochter te laten zitten, net zo lang tot ‘ie vanzelf af zou vallen. Een lotusgeboorte noemen ze dat. Tja.

Je kunt ook pillen laten draaien van je moederkoek. Die schijnen goed te werken tegen een postnatale depressie. Wie liever iets tastbaars overhoudt aan de placenta, kan ‘m laten verwerken in een sieraad. Bijzonder, maar meteen weer zoveel gedoe. Want waar bewaar je ‘m in de tussentijd? Tussen de bevroren erwten en broden in de vriezer?

‘Gooi ‘m maar gewoon weg hoor’, lachte ik dapper naar de kraamhulp die nog altijd het teiltje moederkoek vast had. ‘Okee’, zei ze. ‘Dan verpak ik ‘m in meerdere vuilniszakken, want anders gaan er katten mee aan de haal.’ Wacht even, katten!? Mijn geliefde en ik keken elkaar weer even aan. Dat was toch wel een beetje in-our-face, zo. Een placenta weggooien is blijkbaar niet zo eenvoudig als het lijkt. Moesten we dan niet toch…? Nee, we bleven bij ons standpunt. Weg ermee.

En daar ging ‘ie. Verpakt in diverse plastic zakken verdween het ding dat onze dochter negen maanden lang in leven hield in mijn buik, pardoes in de grote bouwcontainer voor onze deur. Want ondergrondse vuilcontainers, die zijn er nog niet in onze nieuwbouwwijk. Daar lag ‘ie, tussen de houten balken, kartonnen dozen en piepschuim platen. En de volgende dag kwam de grote grijparm van de gemeente en die nam onze placenta mee. Naar de vuilnisbelt.

Ik stond voor het raam en keek ernaar. En moest even heel hard slikken. Want het was ineens toch heel erg een stukje van mij en mijn kind, dat daar met zoveel bruut geweld werd opgeruimd. Heel even wenste ik dat ik mijn placenta toch had begraven. Tja.

(N.B. Het stukje placentafilet op het plaatje is dus niet van mij!)