Sneeuw

Om mij heen klinkt niets anders dan gejeremieer. Men vindt het te koud en men vindt het te glibberig. Men houdt niet van een goede winter. Vriendin M. kan niet goed trainen, vriend H. zal het nooit hardop zeggen, maar is bang dat ‘ie valt met de fiets en collega R. roept net iets te vaak dat ‘ie binnenkort naar Suriname vertrekt, al gaat ‘ie niet echt voor de lol. Andere collega’s rennen voortdurend bezorgd naar mijn buurman Erwin Kroll om te checken of hun huis niet ingesneeuwd zal zijn vanavond. Alleen vriendin I., die met griep in een Ghanees bed ligt, kan de lol van sneeuw en ijs wél inzien. Net als ik.

Ik vind het erg gemeen dat er in alle delen van het land pakken met sneeuw liggen, behalve in Utrecht en omstreken. Ik kan het niet uitstaan dat er overal een weeralarm was dit weekend, behalve bij ons. De gevoelstemperatuur moest -15 graden zijn, maar ik fietste zonder handschoenen rond. Sneeuwduinen? Uitgegraven auto’s? Ik heb ze nog nooit gezien. En dat beetje sneeuw dat zaterdag in mijn gezicht woei, kon ik met de beste wil van de wereld geen sneeuwstorm noemen. Een arctisch weekend? Niet hier hoor.

De platte daken aan de overkant zijn meer zwart dan wit. Geen spatje sneeuw in de bomen. En ik heb en een keurig geveegd stoepje, zonder dat er een bezem aan te pas kwam. Ik vind het stom.