De zomertijd is ingegaan en meteen gedraagt het weer zich daar ook naar. Dat is fijn. Dat is heel fijn. Nu nog de winterjas aan de kapstok en ik ben zielstevreden.
Maar die zomertijd dus. Ik heb er last van. ’s Avonds om twaalf uur dartel ik nog vrolijk rond, vol met plannen en opruimwoede, terwijl ik ’s ochtends om acht uur mijn bed niet uit te branden ben. Terwijl de zon nog zo zijn best doet.
Voordat de zomertijd zijn intrede deed, ontwaakte ik echter steevast om zes uur ’s ochtends. Zeven uur nieuwe tijd dus. Een mooi moment om op te staan, zou je denken. Maar nee, mijn biologische klok plakt er gewoon een echt én een virtueel uur aan vast, zodat de term ‘ochtendmens’ op mij ineens niet meer van toepassing is.
Het is ook nooit goed.