Wol

Bij de winter hoort wol. Wollen dekens, wollen sokken, wollen mutsen, wollen truien, wollen wanten, wollen sjaals. De winkels hangen er vol mee. Het is wol wat de klok slaat. En wie is er allergisch? Ik. Van wollen truien krijg ik jeuk, uitslag en bultjes en doe ik er lange mouwen onder, dan ga ik zweten. Wollen mutsen kriebelen op mijn hoofd. En van die mooie, gele wollen sjaal die ik pas heb, ga ik zo verschrikkelijk niesen dat ‘ie mooi hangt te zijn aan de kapstok. Da’s toch zonde?
Ik wil ook in een witte wollen trui met een mutsje op mijn hoofd, een gestreepte wollen sjaal om mijn nek en dikke wanten aan, op mijn stoere bloemetjeslaarzen over het strand banjeren, zoals je altijd, elk jaar weer ziet in de wintermode-reportage in de Libelle. Ik wil ook met een lange wollen jurk en dikke sokken aan, met een maskertje op op de bank zitten, zoals je altijd, elk jaar weet ziet in het ‘verwen-jezelf-in-de-winter’-artikel in de Yes. En ik wil ook kunnen wegkruipen in dat heerlijke wollen vest, met een beker warme chocolademelk bij de open haard, na een fikse winterse wandeling, zoals de Viva elk najaar weer beschrijft. ’t Klinkt altijd weer heerlijk, maar het is ook elk jaar hetzelfde. Het ziet er veel mooier uit dan het is. Dus nies ik vrolijk verder, hul mij in katoen en houd me warm met een donzen dekbedje. Ook fijn.