Ben je geil, of draag je hakken?

‘Hee! Ben je geil?’, vroeg de hooguit achttienjarige jongen met bontkraag, gelhaar en sigaret me, terwijl ik hem voorbij liep op het station in Hilversum. Het was half één ’s nachts. En ik droeg hoge hakken.

Ik was niet geil, want ik kwam net van mijn werk. Dus dat vertelde ik hem ook. Waar ik naartoe ging, vroeg de jongen vervolgens. ‘Naar Utrecht’, antwoordde ik. ‘Ga je daar uit?’, vroeg hij. ‘Toevallig wel’, zei ik. Het leek me beter de conversatie maar een beetje gaande te houden, want zolang ietwat enge jongens praten, doen ze in ieder geval niets anders.

Hij ging ook uit in Utrecht, vertelde hij, terwijl hij een sigaret van me bietste. Zou ik niet met hem meewillen? Hij zou betalen. Daarop moest ik schamper lachen. ‘Dat kan jij toch helemaal niet betalen?’ Ik geloof dat ik zelfs nog ‘pffft’ zei aan het eind van die zin, maar dat weet ik niet zeker meer. In ieder geval vond de bontkraagadolescent me nu niet meer zo leuk en wenkte dus zijn vriendje, dat een stukje verderop tegen de rookpaal hing. Die kon nauwelijks meer op zijn benen staan, maar wist zich toch zo naast me te manoeuvreren dat zijn schouder de mijne raakte. Aan mijn andere zijde stond de ander. En ik voelde me een heel klein beetje bedreigd.

‘Hij vroeg of je geil was’, begon de dronken vriend. Ik keek eens naar mijn schoenen. Had niet zo’n zin meer in converseren. ‘Wil je een lekker trio?’ ‘Met jullie?’, kaatste ik ongelovig terug. ‘Ik heb geen seks met minderjarigen!’. Het kwam eruit voor ik er erg in had. Dat liet de vriend niet over zich heen gaan. ‘Hoe dichter bij de nul, hoe dikker de lul, wist je dat niet?’, grijnste hij. ‘Ik geloof er niks van’, mompelde ik, terwijl ik voelde hoe ze me allebei van top tot hoge hakken bekeken. En weer terug. Ik wilde heel erg graag dat de trein kwam.

En die kwam. ‘Goh’, zei de meneer bij wie ik voor een beetje veiligheid in de coupé stapte, ‘ze moesten je wel hebben hè?’ Toen ik hem vroeg waarom hij niets gedaan had, bleef het stil.

Maar dan vandaag. Ik stond buiten de drogist mijn fiets open te maken. Ik droeg dezelfde hoge hakken. Op het moment dat ik van de stoep afreed, het fietspad op, werd ik ingehaald door een vrolijke meneer met een rode trui aan op een racefiets. Ineens draaide hij zich om. ‘Hoi!’, riep hij en zwaaide. Ik lachte een beetje schaapachtig en wuifde terug, want ik dacht dat het misschien wel iemand was die ik had moeten kennen maar die ik even niet herkende. Ik fietste door.

Zes meter verder draaide hij zich weer om op zijn zadel. ‘Eh’, begon hij, ‘Wat zie je er leuk uit, zo met die hakken.’ Even later zag ik hem aan de horizon verdwijnen. En ik moest glimlachen. Zo kan het dus ook.