‘Ik weet het niet hoor, met die Waldemar’, zei de hoogblonde dame in lang vest en op hoge laarzen tegen de dito blondine die naast haar stond. ‘Het is wel een lekker ding ofzo, maar nee… ik zou het er toch niet op kunnen.’ ‘Neee?’, kreet haar zus (want ze leken sprekend op elkaar), ‘nou, als ik hem op een avond in mijn bed zou aantreffen, dan zou ik het wel weten.’ Ik knikte haar eens bemoedigend toe. Ik zou het ook wel weten.
We stonden in de rij voor een kopje koffie in de bioscoop. Over 5 minuten zou de exclusieve voorpremière van ‘De Gelukkige Huisvrouw’ beginnen, de film naar het boek van Heleen van Royen, met Carice van Houten als Lea die na een helse bevalling een psychose krijgt en in een inrichting belandt. Het was een exclusieve voorpremière voor dames. Die Viva of Libelle of Flair lezen. De zaal zat dus vol met kakelende kippen van tussen de 25 en 50. En die leven hardop mee. Met de meer dan hete sexscènes in het begin, met de aanbiddelijke gekken in de inrichting, maar vooral met Lea’s bevalling.
Jeeminee, het leek wel of de ganse bioscoop haar eigen bevalling(en) aan het herbeleven was. Het ge-oe en aa was niet van de lucht, om over het meegekreun en gepuf nog maar te zwijgen. En toen daar dan eindelijk, na ontplofte vacuumpomp en mansgrote tang een verfrommeld zoontje tevoorschijn kwam, zakten de dames en masse in aanbidding neer op de plakkerige bioscoopvloer.
En waar zus 1 het nog niet zo wist met Waldemar, wist verder iedereen het wel hoor, met deze blonde God.