In 9.5 uur naar Praag

VRIJDAG 20 FEBRUARI

‘Wij hebben al sinds de jaren zeventig geen lifters meer meegenomen’, zegt de keurige dame met de Volvo. ‘Je hoorde toch wel veel enge verhalen hè? Maar jij was zo enthousiast, dat ik het niet over mijn hart kon verkrijgen je hier te laten staan.’

Hier is een winderig tankstation tussen Halle en Dresden, met een Burger King en heel veel zo goed als lege auto’s die niet richting Dresden rijden. De grote, grijze, volgepakte Nederlandse Volvo voelt als onze laatste hoop, hoewel we pas een half uurtje op een nieuwe lift stonden te wachten. Maar dat lijkt lang, want tot nu toe verliep het liften meer dan voorspoedig. Want het is koud en ik heb mijn muts in de auto laten liggen, die ons richting Magdeburg bracht.

Advocaat met een boek

De dag was vrij voorspoedig begonnen. Om half acht stond ik met liftpartner M. bij het liftpunt aan het begin de A28 met onze duim omhoog en een bordje ‘ Apeldoorn’ in de andere hand. Al snel stopte er een grote Volvo. Een kalende advocaat met de looks van mr. Doedens en het krakende stemgeluid van mr. Moskowicz bracht ons in een kleine drie kwartier naar Deventer. Hij nam altijd lifters mee op vrijdag. ‘ En die gaan altijd allemaal richting Berlijn.’ Wij niet, wij koersden richting Praag.

Terwijl ik pogingen deed om over deze eerste lift te Twitteren, vertelde de advocaat vol trots over het door hem geschreven boek: een opzoekboek met een boel cijfertjes en stambomen over het Utrechtse dorp Odijk. Het lag zelfs op de achterbank en al ‘oh’end’ en ‘ah’end kwamen we aan bij een tankstation bij Deventer.

Stukje omrijden

Daar hadden we geluk. Eerst ontmoetten we medelifters W en H, die al snel een nieuwe lift hadden tot aan de grens. Maar ons ging het beter af. In een glimmende Audi A8, bekleed met wit leer en voorzien van stoelverwarming, reden wij helemaal naar Osnabrück, terwijl de blonde eigenaar eigenlijk naar Bremen moest. Een uurtje omrijden? Geen probleem!

Hij handelde in vrachtwagens en liet ons onderweg meegenieten van zijn zakelijke telefoontjes met Spanje, Portugal en Duitsland. Ook in de truckhandel heeft de kredietcrisis toegeslagen; de bezorgde werknemer die opbelde over de voorgenomen inkrimping van het bedrijf, werd echter onmiddellijk gerustgesteld. ‘Het is even niet anders Harry, maar ik ben blij dat ik het zo kan oplossen. Anders zouden er veel meer mensen op straat komen te staan.’

Romantisch weekend

Nederlandse auto’s op vrijdag op een tankstation in Osnabrück… waar gaan die naartoe? Juist. Naar Berlijn! De tankende onderwijzer keek nogal wantrouwend toen ik hem vroeg waar hij heen ging, maar mijn liefste glimlach deed wonderen. Ook zijn vrouw zat te glunderen, voorin de auto. ZIj had zojuist een reisgidsje over Berlijn opengemaakt en begreep nu eindelijk waarom ze vanochtend ineens haar koffer had moeten pakken… In Magdeburg zetten ze ons eruit en togen wij, samen met een Duitse soldaat, richting zuiden.

En daar stonden we dus in Halle, bij de Burger King. Ik sprong stoepje op, stoepje af, lachte vriendelijk naar elke voorbijganger, zwaaide met mijn duim en een bordje ‘Dresden’, trok een pruillip, at eens een boterham, gaapte en liet langzaam de moed in mijn schoenen zakken. Hier kwamen we natuurlijk nooit weg. De mensen vonden ons vast links, langharig tuig. Vieze stinkende lifters. Profiteurs. Asocialen.

Brabantiarekje

En toen zag ik dus die grote grijze Volvo. Met een kofferbak vol hout, koffers, dekbedhoezen en een draadstalen rekje. En een heel lieve eigenaresse, mevrouw Van D., die ons, in tegenstelling tot haar belamswollentruide echtgenoot, graag meeneemt. ‘Jullie gaan richting Dresden? Oh, wij rijden naar Praag, dus we zetten jullie wel even af!’ ‘Naar Praag?’, vraag ik met mijn liefste glimlach. ‘Daar gaan wij ook naartoe… zouden we dan heel misschien helemaal mee mogen?’

Manlief mort nog een beetje, maar mevrouw Van D, gestoken in een roze geruite blouse, duikt al op haar knieën de achterbak in. Er moet een hoop verschoven worden, om zowel ons als onze backpacks een plaatsje te geven. ‘We doen zaken met Tsjechië’, vertelt ze, meerdere keren, trots, terwijl ze pepermuntkussentjes presenteert. Dat verklaart het stalen rekje: het is een monster voor een apparaat van Brabantia. De blokken hout zijn voor de open haard in hun eigen huis, dat vlakbij Pilzen staat.

Het huis, dat groot is en desondanks bijna niets kostte, heeft zelfs een oppasser: een oud, alcoholistische mannetje dat in een soort plaggenhutje in de tuin woont. In eerste instantie zat hij daar om ervoor te zorgen dat mede-Tsjechen er tijdens de verbouwing niet de bouwplaats kwamen leegroven, maar omdat meneer en mevrouw Van D. het wel prettig vinden dat er ook iemand een oogje in het zeil houdt als zij er niet zijn, mocht hij blijven. Ze onderhouden hem een beetje. ‘We hebben net zijn huisje verbouwd en ik neem hem weleens mee uit eten’, vertelt meneer Van D. ‘Vindt ‘ie oergezellig. Ik versta weliswaar niks van wat ‘ie zegt, maar dat maakt niks uit.’ Ook leuk: de huizenoppasser is als een kind zo blij met de oude kleren van meneer Van D. ‘Dan zie je je oude spullen ook nog eens terug hè?’

Voor de deur

En zo babbelen we gezellig door, terwijl de TomTom ons, met Praag in zicht, van de snelweg afleidt. Meneer Van D. rijdt flink door en mevrouw van D. is bang voor de onverwachte bochten. Ik eigenlijk ook. Ik fantaseer over een bewusteloze Neeltje, die pas na een paar dagen in een Tsjechische berm wordt teruggevonden, half opgegeten door de ratten. Maar daar is de snelweg alweer en we tuffen door naar het centrum van Praag. Want meneer en mevrouw van D. staan erop om ons voor de deur van het Midtown Hostel in Praag 2 af te zetten. Na een reis van 9.5 uur, waarvan drie in de auto van meneer en mevrouw Van D, nemen we afscheid. Met drie dikke zoenen en een visitekaartje op zak. Meneer van D. rijdt vaker naar Tsjechië, en we mogen altijd bellen voor een lift.