Toet

Alle Nederlandse auto’s hebben een toeter. Om op te drukken als er ineens onverwacht een fietser de straat oversteekt. Of heel zachtjes aan te raken als je een voetganger voor wil laten gaan, die dat niet doorheeft. Sommige mensen automobilisten toeteren wat agressiever, maar dan toch alleen op de snelweg, als ze worden afgesneden door een snelheidsduivel, of iemand ze bij het invoegen over het hoofd ziet. Dan toeteren Nederlanders.

Zo niet de Turken. Die toeteren niet alleen als hun voetbalelftal wint, maar ook als ze een voetanger willen passeren. Zelfs als er nog minstens een meter ruimte is. Ze toeteren als ze de hoek omgaan, of als er iemand oversteekt. Ze toeteren omdat ze je mooi vinden, of omdat ze iets naar je willen roepen. Ze toeteren om te vragen of je bij ze in wil stappen en ze toeteren om hun ongenoegen te uiten naar de overige weggebruikers. En ze toeteren als groet. Dus Turken toeteren de hele godganse dag. En ’s nachts.

Toen ik net een dag in Istanbul was, bonkte mijn hoofd ervan. Het getoeter was tot in mijn poriƫn doorgedrongen en maakte me gek. Het enige dat ik nog wenste, was rust. Maar het getoeter klonk zelfs door mijn oordoppen heen. Nu ben ik vier dagen in Istanbul en wou ik dat ik een fietstoeter had meegenomen. Om lekker mee te kunnen toeteren. Want de Turk en de toeter zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.