Nie mówie po polksu

Op een enkele uitzondering na, spreken ze geen woord buiten de deur, zien ze er dik en onvriendelijk uit, dragen ze afgrijselijke schoenen (met kurken blok- of sleehakken) en stinken ze naar zweet, maar ze zijn toch erg aardig, die Polen. Ze wijzen je de weg in hun beste en meest uitgebreide Pools, laten je door middel van een stortvloed Pools midden in de nacht verhuizen naar een andere kamer of menen dat je ineens je naam moet roepen om te kijken of je wel in je bed ligt, of reserveren in hun eigen taal een hostel voor je in een andere stad. En dat is toch erg makkelijk. Daarna vertellen ze trots in het Engels dat het gelukt is. Een verademing tussen al het Poolse taalgeweld dat elke dag weer over ons heen kwam.
We konden ons nu een beetje voorstellen hoe anafalbeten zich moeten voelen als ze op straat lopen: overal hangen bordjes met aanwijzingen, maar je hebt geen idee wat erop staat. Een tabelletje op het raam van de bus met daarop dezelfde cijfertjes als op ons buskaartje doet vermoeden dat het om een tarievenwijze gaat, maar of het het roze kaartje nu één rit, één uur of de hele dag geldig is? Joost mag het weten. Het zal ongetwijfeld in het tweede vakje staan…
Zo is het ook met de weg vragen, aan de kassa of op het station: we haven’t got a clue, zowel wij Nederlanders als de Polen niet, aan wie we hevig gesticulerend en articulerend in alle mogelijke talen proberen iets te vragen.
Maar we hebben ons er aardig doorgeen geslagen. We zaten steeds op tijd in de juiste trein, tram of bus tegen het juiste tarief, sliepen heerlijk in uiteenlopende hostels en reserveerden campings voor bedragen om heel hard om te lachen. Polen was mooi en bijzonder, en zijn inwoners ook. Later nog meer Poolse avonturen.