Ik ben een beetje van slag. Mijn schoenen en dus mijn voeten zijn nog steeds nat van de wandeling over een dam in Amsterdam gisteren en een fietstocht door de stromende regen en mijn oren fluiten noch immer van de wind. Daarover klaag ik niet, het is immers herfst. Toen ik gisterochtend in mijn winterjas op de fiets stapte richting station en de ijzige wind langs mijn nek en handen blies, nam ik me voor om de volgende dag, hedenmorgen dus, handschoenen aan te trekken. Let wel: dat zou dan de eerste handschoenendraagpartij van het seizoen worden. En dat is toch altijd weer een beetje slikken; ik ben de schok van de winterjas nog maar net te boven.
Enfin, het opstaan vanochtend ging echter met een stuk minder kou gepaard dan ik van de afgelopen dagen gewend was. Mijn raam stond open en toch kon ik mijn blote armen en benen zonder moeite en kippenvel het bed uit zwaaien. Met de bijna-te-dragen handschoenen in mijn achterhoofd, was dat toch een vreemde gewaarwording. Toen de weerman op de radio ruimt 20 graden voorspelde, en dat dus in principe korte mouwen en blote armen zou kunnen betekenen, krabte ik mezelf eens op het hoofd. En hees me toch maar in een trui en panty’s. Want gisterochtend vroor het tenslotte bijna. Maar mijn handschoenen liet ik in mijn handschoenen-mutsen-sjaals-opbergzak onder mijn bed. Lekker.
Eenmaal buiten sloeg een soort van vochtige, warme wind mij in het gezicht. Mijn Utrechtse straat voelde aan als de vlindertuin in Burger’s Zoo. Ik maakte rechtsomkeert naar boven, ontdeed mij met een ruk van mijn dikke winterjas, hing een kort zomerjasje over mijn arm en crosste metzonder jas naar het station. Met mijn hoofd in de warme wind en héél even met losse handen.
De eerste handschoenendraagdag is dus nog even uitgesteld. Tot mijn grote opluchting. Maar ik juich niet. Morgen zou zomaar de dag kunnen zijn. Ik denk er nog maar even niet aan…