‘Ik ga jullie een verhaal vertellen’, zei juf Ria op 10 november 1987. ‘Het gaat over een Sunte Maart’n, een heilige van heel lang geleden. Sunte Maart’n was een stoere ridder, met een mooie rode mantel om, die in zijn eentje in een koude, gure sneeuwstorm belandde. Maar omdat hij zijn paard niet te moe wilde maken, liet hij het dier niet rennen, maar rustig doorstappen. Op een gegeven moment kwam hij bij een stad, waar hij graag wilde logeren. Bij de stadspoort zat een zwerver, die niets meer aan had dan een paar lappen. De zwerver had het koud. Daarom scheurde Sunte Maart’n een stuk van zijn mooie rode mantel af, om aan de zwerver te geven. En omdat wij dat zo fijn vinden van Sunte Maart’n, mogen de kinderen nu elk jaar op 11 november langs de deuren met een lampion. Om snoep op te halen in ruil voor een liedje. Want ja, aan een rode mantel heb je niet zoveel meer hè?’
Dat Sunte Maart’n, oftewel Sint Maarten, diezelfde nacht een droom had waarin Christus, want hij was de zwerver natuurlijk, zijn rode mantel droeg, duivelsuitdrijver en later zelfs bisschop werd, vertelde juffrouw Ria er voor het gemak maar niet bij. Wel leerde ze ons een liedje:
Vandaag is ’t Sunte Marten en morgen Sunte Kruk.
Wi’j hebt nog goeie harten wi’j sloat ze stuk veur stuk.
Hölleken op een tölleken, Sunte Martens kölleken.
Geef wat, hol wat, geef den armen Thomas wat.
‘k kwam eens bij een rijke man, den zovele geven kan,
gevend zal hij leven, Zalig zal hij sterven,
de hemel zal hij erven, God zal hem belonen met honderddoezend kronen.
Met honderddoezend rökskes an.
En doar kump Sunte Marten an.
Een Grols Sint Maarten-lied. God, wat keek ik neer op kinderen die alleen maar zongen over koeien met staarten en meisjes met rokjes aan. Ík wist tenminste wat het échte lied was! Zo had ik ook een hartgrondige hekel aan kinderen met een zelfgemaakte, of nóg erger, gekochte papieren lampion met zo’n armetierig kerstlampje erin. Je ging in onze contreien langs de deuren met een mangel: een bij de boer gekochte suikerbiet die we eigenhandig uitholden, en er een gezichtje in sneden. En daar kwam een echt brandend waxinelichtje in. Met écht vuur!
En vervolgens at ik me de hele week ongans aan schurftige minimarsjes, kleverige dropjes, keiharde taaitaaipoppen en uit elkaar vallende lollies. En alles had dezelfde smaak, van het langdurige verblijf met elkaar in het linnen tasje -want dat droeg je zo makkelijk over je schouder-.
henkkuiper.com |
En toch. Toch beleefde ik mijn mooiste Sint Maarten pas dit jaar, op 11 november 2010. Ik fietste aan het begin van de avond, op het moment dat ik vroeger nog ruim achter de boerenkool zat, maar niet kon wachten om naar buiten te gaan, in het net-donker naar huis. Her en der kwamen wat flarden kindergezang uit de straten, maar écht begonnen was de Sint Maarten-avond nog niet.
Het wachten was op de klokken van de Dom, die om klokslag zeven uur begonnen te beieren. Allemaal. Heel erg hard en heel erg mooi. De stad Utrecht betoonde zijn eer aan Sint Maarten, de schutspatroon van de stad. Aan de toren en aan diverse huizen wapperde de Utrechtse stadsvlag. We vierden met zijn allen Sint Maarten. Opdat niemand zijn goede daad mag vergeten. En ja, daar moest ik dus een beetje van huilen.
1 Reactie