Ik moet een gezin. Vandaag nog. Een gezin met goedgelovige koters, die twee keer per week vol spanning voor de schoorsteen staan te zingen, hun pantoffels volgestopt met wortels voor het paard en een glas melk voor de Sint en een biertje voor Zwarte Piet ernaast. Kindertjes die op 5 december met bonzend hart en hun handjes voor hun oren op mijn schoot zitten te wachten tot hun vader op de ramen en deuren heeft gebonkt en de langverwachte zak cadeautjes eindelijk op de stoep staat.
Ik moet ook een gezin voor de twee kerstdagen. Om de zaterdag voor kerst een enorme boom mee op te tuigen. En dan niet zo’n tha bombe boom uit een woonblad, maar een scheve boom, waar de piek niet op past en waarin sommige lampjes het niet doen. Een boom die volhangt met de lelijkste kleuterschoolknutsels en waar een zelfgekleide kerststal onder staat. Zo’n gezin wil ik. Om op kerstavond mee naar de kerk te gaan, om uit volle borst kerstliedjes mee te zingen en een kwartje in de knikengel bij de kerststal te gooien. En dan op kerstochtend mee te ontbijten. Met een paddestoel van suikerschuim, een roomboteren kerstklok en overal beschuitkruimels. En dan wil ik met dat gezin ’s middags spelletjes doen en ’s avonds kip eten en de volgende dag naar oma. Die dan nog veel meer lekkers heeft.
Zo’n gezin wil ik dus. Want nu ik geen kind meer ben, maar nog niet groot genoeg ben voor een kind van mezelf, vind ik Sinterklaas en Kerst maar weinig meer aan. Alle magie is eraf. De rituelen zijn verdwenen. De warmte zakt weg. Daarom wil ik een gezin, om dat weer te creeĆ«ren.
6 Reacties