‘Zo! Dus jij gaat ons een interview met premier Rutte bezorgen!’ De hoofdredacteur van de Rheinische Post, die even vanuit Düsseldorf over is om ‘zijn’ parlementaire redactie in Berlijn te bezoeken, zeilt bulderend mijn kantoor binnen. Hij slaat me nog net niet op mijn schouder, lacht nog eens hard en voor ik het weet, is hij alweer verdwenen.
Twee weken eerder. Maandag, tien over negen. Mijn eerste werkdag in Berlijn. Ik ben amper gearriveerd op de redactie of de chef legt de vraag al op tafel: of ik een interview met premier Rutte kan regelen voor de krant. Want ik moet begrijpen dat dat wel heel mooi zou zijn, voor de Regionalzeitung van Nordrhein-Westfalen, die natuurlijk erg op Nederland gericht is. En wist ik al dat de krant, met alle partnerkranten, wel een miljoen lezers heeft? Een uitgelezen kans dus voor Rutte om zijn verhaal te doen, nietwaar?
Nog twee weken eerder. Taalcursus in Limburg. Een van de Duitse journalisten die straks in Nederland gaat werken, gniffelt als hij hoort dat ik op de parlementaire redactie van zijn krant terecht kom. “Mark my words”, lacht hij. “Ze willen een interview met Mark Rutte. Niks meer en niks minder.”
Drie weken geleden. De chef is veertien dagen ziek geweest, maar zet haar eerste voorzichtige stappen weer op de redactie. Haar allereerste vraag aan mij: “Wanneer kunnen we Rutte interviewen?” Ik besluit dat het hoog tijd wordt om duidelijk te maken dat ik niet verwacht dat dat gaat gebeuren.
Want mijn drie mails aan de RVD, die de persafspraken voor Rutte maakt, leverden tot nu toe niets op. De aardige voorlichter die ik uiteindelijk maar eens opbel, geeft me weer hetzelfde mailadres, om mijn verzoek nogmaals naartoe te sturen. Of ik dan wél iets zou horen, kan ze me niet zeggen. Mijn Haagse collega’s in Nederland lachen me nog net niet uit als ik vraag hoe ik het dan het beste kan proberen en wensen me veel succes. Ik kan ze geen ongelijk geven.
Ik besluit eens bij mijn collega’s te vragen hoe vaak de krant eigenlijk al een interview met Bundeskanzlerin Merkel had gehad. Niet heel regelmatig, was het antwoord. Maar Duitsland is ook groot en Merkel druk. Op mijn antwoord dat Rutte ook best veel te doen heeft en lang niet alle Nederlandse media te woord staat, laat staan Duitse, krijg ik te horen dat ik het trotzdem nog maar eens moest proberen. Had ik zijn persvoorlichter al opgebeld? En had ik wel gezegd dat de krant wel een miljoen lezers heeft?
En mocht het nou echt echt echt niet lukken met Rutte, dan kan ik natuurlijk ook Frans Timmermans interviewen. Of Bert Koenders, in uiterst geval van nood. Een minister van Buitenlandse Zaken staat immers ook best mooi in de krant. Toch?
Maar dan ineens komt er, op een druilerige middag, een persbericht binnen van de RVD. Minister-president Mark Rutte bezoekt op maandag 25 april de Hannover Messe, de grootste technologiebeurs ter wereld. En er is een persmoment. Ineens ruik ik mijn kans. Ik bel de persvoorlichtster en vraag of de premier dan wellicht tijd zou hebben voor een interview met een Duitse krant met wel een miljoen lezers. Ik verwacht gegrinnik te horen aan de andere kant van de lijn, want Rutte is in Hannover omgetwijfeld veel te druk met alle elektrische auto’s, Hollandse ondernemers en begaafde TU-studenten om met mij te praten. Maar niks van dit alles. Ik krijg maar liefst vijf hele minuten. Voor een interview. Onder vier ogen. Alleen hij en ik (en de persvoorlichtster) en het opnameapparaat.
Ik kan het bijna niet geloven. Mijn collega’s wel: ‚Zie je, de aanhouder wint altijd!‘ glunderde de chef. En ach, zo is het uiteindelijk ook.
Mijn interview met Rutte stond op Koningsdag op de voorkant van het buitenlandkatern en je kunt het hier lezen. En hoe het ook nog bijna mis ging, schrijf ik snel.