Iep!

Huh? Ga je naar een kinderfilm?

smste vriend H. terug op mijn mededeling dat ik naar ‘Iep!’ zou gaan.

Dat is geen kinderfilm 

tikte ik terug.
Het is een film voor alle leeftijden
maar de producent heeft alle stukken
voor volwassenen eruit geknipt.

Want dat was wat regisseuse Rita Horst vertelde in het weekblad van NRC Handelsblad en bij Pauw&Witteman. Dat producent Lemming Film zomaar, zonder haar toestemming, een kwartier uit haar film had geknipt, omdat sommige stukken te volwassen waren voor een kinderfilm. Volgens de producent doe je kinderen geen plezier met een dialoog van tien minuten tussen een echtpaar dat er maar niet uit komt of het gevonden wezentje waarover ze zich ontfermd hebben, nu een meisje of een vogel is. Dat praat over de vraag of het niet beter is het vliegende meisje te laten gaan, of koste wat het kost, bij zich te houden. Mooie levensvragen. En als er verderop in de film maar genoeg spektakel is, heus wel scènes waar kinderen naar kunnen kijken.

Ik vond de producent maar een commerciële geldwolf. Die er alleen maar op uit was zoveel mogelijk kinderen naar de film te krijgen, om zoveel mogelijk geld te verdienen. Die helemaal niet bezig was met de film als kunstwerk, zoals Rita Horst het bedoelde, maar met de film als kassa. Niet te moeilijk maken, jongens, anders komt er niemand. Ik stond aan de kant van Rita Horst, mijn heldin van De Daltons en Madelief: kinderseries met meerdere lagen, die laten zien dat kinderen heus wel wat meer aankunnen dan Pokémon en Mega Mindy. En die ook nog leuk zijn voor hun ouders.

Maar toen ging ik de film zien. Op een vrijdagmiddag in de krokusvakantie, tussen tachtig achtjarigen en hun ouders. Tachtig keurige achtjarigen, want hee, ondanks dat het een commerciële kutfilm moest zijn geworden, was het natuurlijk wel een commerciële VPRO-kutfilm! De film ging dus over een echtpaar, Tine en Warre (geniale rollen van Joke Tjalsma en Huub Stapel) die een wezentje vinden. Een mensje met vleugels. Tine denkt dat het een meisje is en wil haar aankleden en in een kinderwagen rondrijden; volgens Warre is het een vogel.

Ze blijkt beide te zijn, want op een dag is Viegeltje, zoals ze haar genoemd hebben, verdwenen. Weggevlogen door het wc-raampje. En dus gaan Tine en Warre zoeken. En zoeken. En zoeken. In de trein, stukje lopen, er komt een meisje bij dat ook helpt zoeken, op een kerktoren, in een gekkenhuis, nog meer lopen en nog meer zoeken, er sluit zich een reddingswerker aan die niets durft en zo lopen er op een gegeven moment wel zes silhouetten op de dijk tijdens het standaard ondergaande zon-shot.

’t Was leuk om naar te kijken, de scenes speelden zich af in het voor Nederlandse films zo standaard oud-Hollandse landschap (maar stiekem was het België), in een ondefinieerbare tijd, de acteurs en hun rollen waren meer dan briljant, maar godnondeju wat duurde dat zoeken lang! Ik hoopte na een uur al vurig dat Viegeltje gevonden zou worden en dankte de productent op mijn blote knieën voor het knippen. Tachtig minuten film lijkt weinig, maar ik vond het meer dan genoeg. 

Gek genoeg konden de kinderen om me heen er geen genoeg van krijgen. Ondanks de vele dialogen tussen Tine en Warre over het wezen van Viegeltje en hun twijfel over hun zoektocht en ondanks de andere personages die de strijd aangaan met hun angsten en onzekerheden. Waarmee de stelling van de producent dus niet helemaal hout snijdt. Het zijn niet de kinderen die niet tegen volwassen, filosofische scènes kunnen, het zijn de grote mensen zelf.