Het waaide. Het golfde. In mijn maag golfde het ook. Ik kon het binnenhouden, maar het kleine meisje drie stoelen verderop spuugde een hele zak vol.
We voeren de Waddenzee over, op weg naar Vlieland en het regende pijpenstelen. Houten haringen moesten we hebben, anders zou onze tent geheid wegvliegen. Zeiden zij die al op Vlieland waren. In heel Utrecht waren geen houten haringen meer te krijgen.
We kregen onze tent bijna niet overeind. Het elastiek van de stokken rekte uit, het zeil ging zo plat dat we er niet in konden liggen. Een illegaal plekje in een bosje deed wonderen. Daar waaide het iets minder hard. Heel iets.
En het regende nog steeds. Maar het voetbalveld vol mensen, met kleurrijke plastic jassen en laarzen aan, keek met druipende haren en een brede glimlach naar al dat moois dat zich op het podium afspeelde. Zoals die gekke kleine Kyteman met zijn hiphoporkest. En de mooie mannen van The Veils met hun ietwat zwaarmoedige, maar oh zo mooie gitaarklanken. En Múm, dat met ukelele, ijle meisjesstemmen en speelgoedfluitjes geen betere afsluiting van een eerste festivaldag had kunnen zijn.
We waren op Into The Great Wide Open. En de volgende dag scheen de zon. Alles was nog meer dan goed.
1 Reactie