Vorige week zaterdag was ik bij het concert van Doe Maar in De Kuip. Doe Maar, die band die er in 1984 echt heus mee ophield, maar in 2001 toch nog een keertje bij elkaar kwam, maar dan echt voor het laatst en die er afgelopen weekend toch weer gewoon stond, in het kader van het dertig jarig jubileum. Doe Maar, die band van Henny Vrienten en Ernst Jansz, die er, nu de jaren gaan tellen, nog beter uit zijn gaan zien. Doe Maar, die band die zowel vrouwen van 48 als jongens van 16 uit hun dak kan laten gaan. En mij.
Ik was drie toen Doe Maar stopte en ken hun liedjes vooral van later, van de radio. Vooral de tweede helft van het concert was dus een feest van herkenning. Maar het meest heb ik toch genoten van de mensen om mij heen. En dan vooral van de kortgeknipte, roodgeverfde, net iets te dikke huisvrouwen van ruim boven de veertig, die zich, gekleed in kuitbroek en windjack, weer helemaal zestien voelden. Achter mij stond een mevrouw in een spijkerbroek tot aan haar navel, een superrechte pony en een rond brilletje uit volle borst mee te zingen, met elk nummer. Daarbij maakte ze typische jaren tachtig danspasjes en moest ze overduidelijk slikken als Ernst Jansz groot in beeld kwam op het beeldscherm. Zij ging zó op in (de muziek van) haar jeugdhelden, dat ik er ontroerd van raakte.
Net als van de dikke Rotterdamse putjesschepper met snor, die naast mij stond en verklaarde al zijn hele leven fan te zijn van Doe Maar. Had je al hun platen, vroeg ik. Nee, schudde de man. Eentje maar en die draaiden we elke zaterdag. Mooi toch?