Vrijdag ga ik weer naar Oerol. Het allerfijnste, allermooiste festival dat ik ken. Heel Terschelling is één groot podium! Theatergroepen staan te spelen op het strand, in de duinen, midden op het fietspad of in de achtertuin van eilandbewoners. Of in de manege, of in een weiland, of ergens in een gammel schuurtje. Om drie uur ’s nachts, als de zon opkomt, in de verzengende hitte midden op de dag, of ’s avonds. In een moeras vol muggen, of in de stromende regen. Oerol is puur geluk. Oerol is een hoop fietsende mensen in korte broek of regenpak van West naar Oost en weer terug. Oerol is lange rijen voor de kassa, soms al voor dag en dauw, en toch nooit gemor. Oerol is biertjes bij een bandje, Oerol is tijdens het tandenpoetsen op de camping met wildvreemden die mooie voorstelling bespreken. Oerol is één grote verrassing. Oerol is het mooiste dat er is.
En ik beloof dat ik niet mijn tas kwijt zal raken. Of mijn tandenborstel. Of mijn portemonnee. Of mijn etensbon. Of mezelf.