De fietsenmaker is een lul

Het was tien uur ’s avonds. Het was donker en het regende en mijn ketting ging eraf. Diepe zucht. Stoer als ik ben, keerde ik in één beweging mijn fiets op zijn kop en begon te peuteren. Binnen drie minuten zat er vet in mijn broek, liep er een zwarte streep over mijn voorhoofd en zagen mijn handen eruit alsof ik vijfentwintig jaar opgesloten had gezeten in een Zuid-Limburgse mijn. En mijn ketting was er nog altijd af.

Naar de fietsenmaker dus maar. Ik ken twee leuke fietsenmakers, maar besloot voor het iets duurdere, maar om-de-hoeke- exemplaar te gaan. Hij zou mijn ketting weleens even opnieuw spannen. Eind van de dag was ie klaar. Maar dan was ik er niet. Na het weekend dan. Helaas was de fietsenmaker alleen open tijdens mijn werktijd. Laatste bod: dinsdag 19.00 uur. Dat was een deal. Ik schudde de fietsenmaker de hand en wandelde fluitend in de regen en op mijn nieuwe schoenen naar de stad.

Eindelijk werd het dinsdag. Hoewel het nog geen 19.00 uur was, besloot ik mijn geluk alvast te gaan beproeven, want hoe ingewikkeld kon het nou zijn om mijn ketting opnieuw te spannen? Weg blaren en bussen, ik ging weer fietsen! Daar kwam ik, huppelend de hoek om. En in één oogopslag zag ik dat de fietsenmaker zijn fietspomp niet buiten had staan. Dat was gek. Ik vertraagde mijn pas. De deur van de fietsenmaker was dicht. ‘Ach, die heeft natuurlijk lunchpauze, dan doen alleen fietsenmakers en dorpse slagers nog hun deur op slot!’, dacht ik nog. Maar toen zag ik het gele briefje op de deur. Daarop stond in blauwe hanepoten het volgende: MET VAKANTIE VAN 14 TOT 23 MEI. Ik dacht even dat ik het niet goed zag. Met vakantie? En mijn fiets dan? Waarom staat er op het ophaalbriefje dinsdag 19.00 uur, terwijl de fietsenmaker al op maandag op vakantie is gegaan? HOE KAN DAT?

Boos bonste ik op het raam. Er deed natuurlijk niemand open. Alleen de overbuurman knikte me meewarig toe. ‘Voortaan op tijd komen, meisje’. Ik besloot hem niet uit te schelden, hoewel ik dat nauwelijks kon vermijden. In plaats daarvan drukte ik mijn neus tegen het glas van de fietsenmaker en fluisterde mijn ouwe trouwe fiets een beetje moed in. Hij zou het zwaar krijgen, een week zonder mij, tussen al die nieuwe glimmende exemplaren. En ik? Ik kan het nu al niet uithouden zonder hem. Stomme fietsenmaker.